Tabellen
Een tabel is een overzichtelijke weergave van cijfers. Hoe de tabel is opgebouwd, hangt af van het doel. Wat wil je de lezer laten zien: een ontwikkeling in de tijd of een vergelijking tussen twee steden? Als je dat helder hebt, kun je gemakkelijk keuzes maken. Bijvoorbeeld over:
- de volgorde van de onderzoekseenheden;
- het gebruik van absolute of relatieve waarden;
- de jaartallen die de tabel weergeeft (ook alle tussenliggende jaren?).
- De tabel bevat enkel informatie die aansluit bij de tekst. Eventuele overbodige informatie is eruit gehaald.
- De tabel heeft een nummer, een informatieve titel en bronvermelding, die terugkomt in de literatuurlijst. Soms is een bijschrift handig voor informatie die je niet in de titel kwijt wilt omwille van de lengte. Als je data presenteert uit eigen onderzoek is bronvermelding niet nodig. Dit geldt zowel voor tabellen als figuren.
- De onderzoeksobjecten staan in de rijen, de variabelen in de kolommen. Een rij loopt van links naar rechts, een kolom van boven naar onder.
- De eenheden van de cijfers zijn vermeld, dus ‘per 1000’, ‘km’, ‘euro’, ‘%’etc.
- Getallenreeksen worden rechts uitgelijnd. Dat maakt vergelijken makkelijker.
- De cijfers hebben een gelijk aantal decimalen. Hoeveel decimalen dat zijn, hangt af van de context. Ga bij elke variabele na wat zinvol is. Rond je af op één decimaal, dan schrijf je bijvoorbeeld 1,4 en 6,0. Vergeet die nul niet.
- Het totaal van een onderverdeling is altijd honderd procent, ook als het de optelsom is van 3 x 33 procent.
- Het decimale teken is een komma in een Nederlands verslag, een punt in een Engels verslag.
- In de tekst wordt verwezen naar de tabel. De tekst beschrijft bovendien de conclusie van de tabel. Dat is iets anders dan de tabel navertellen. Een voorbeeld: “De Utrechtse bevolking is tussen 2004 en 2012 met zeventien procent gegroeid. De groei is aanzienlijk groter dan in de overige grote steden. Absoluut gezien was alleen de groei in Amsterdam groter”.
- De opmaak is rustig en sober. De leesbaarheid staat voorop.
Hieronder staan twee voorbeelden van een tabel die de bevolkingsontwikkeling van de vier grote steden in Nederland tussen 2004 en 2012 weergeeft. Ze zijn alle twee correct, maar tabel 4.2 is het meest effectief. Tabel 4.2 …
- is leesbaar (alle tussenliggende jaren zijn weggelaten)
- presenteert de informatie hapklaar voor de lezer (het rekenwerk is al gedaan)
- is logisch ingedeeld, want de steden zijn geordend naar grootte. (In dit geval kun je de steden ook ordenen naar relatieve groei. Dan zet je Utrecht bovenaan.)
Tabel 4.1 Bevolkingsontwikkeling in de grote steden (2007 – 2012)
Gemeente | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 |
Amsterdam | 742884 | 747093 | 755605 | 767457 | 779808 | 790110 |
Den Haag | 473941 | 475681 | 481864 | 488553 | 495083 | 502055 |
Rotterdam | 584058 | 582951 | 587134 | 593049 | 610386 | 616260 |
Utrecht | 288401 | 294737 | 299891 | 307081 | 311367 | 316275 |
Bron: CBS StatLine, 2013
Tabel 4.2 Bevolkingsontwikkeling in de grote steden (2007 – 2012)
Gemeente | 2007 | 2012 | Toename
abs. |
Toename
% |
Amsterdam
Rotterdam |
742884
584058 |
790110
616260 |
47226
32202 |
6,4
5,5 |
Den Haag | 473941 | 502055 | 28114 | 5,9 |
Utrecht | 288401 | 316275 | 27847 | 9,7 |
Bron: CBS StatLine, 2013