Academische Vaardigheden Sociale Geografie en Planologie

Methodologie

In het methodenhoofdstuk bespreek je welke methode(n) van gegevensverzameling jij gekozen hebt voor het uitvoeren van je onderzoek. Cruciaal daarbij is de verantwoording: waarom heb jij voor deze methode(n) gekozen? Zijn deze methoden het best passend bij je onderzoeksvraag?

De tekst dient enerzijds als verantwoording van je keuzes binnen het onderzoek en anderzijds als instructie voor een collega-onderzoeker die het onderzoek zou willen herhalen. Jouw beschrijving van de methode(n) moet zo duidelijk zijn dat een andere onderzoeker alle stappen kan volgen. Dit vergroot de betrouwbaarheid van je onderzoek: een andere wetenschapper moet jou kunnen controleren door het onderzoek te herhalen of door je keuzes in methoden en technieken te controleren.

Onderdelen die terugkomen in het methodehoofdstuk:

In het methodenhoofdstuk beschrijf je de aanpak van het onderzoek. Deze aanpak is gebaseerd op je centrale vraag. Een goed methodenhoofdstuk redeneert vanuit de centrale vraag en doelstelling van het onderzoek. Je laat zien dat je je bewust bent van de gevolgen die jouw gemaakte keuzes hebben voor de uitkomsten van je onderzoek. Een methodenhoofdstuk is dus geen uiteenzetting van wat kwantitatieve methoden zijn of welke soorten kwalitatieve methoden er zijn. Je hoofdstuk begint met je centrale vraag en doelstelling. Van daaruit beargumenteer je welke keuzes jij in je methoden hebt gemaakt en onderbouw je deze keuzes vanuit de literatuur. De verantwoording is hierbij essentieel.

  • Je beschrijft voor welke methode(n) je hebt gekozen (bijvoorbeeld enquêtes) en waarom.
  • Daarnaast beschrijf je wat je onderzoekseenheden zijn: enquêteer je bewoners, jongeren, studenten, bedrijven of huishoudens?
  • Hierbij is ook de selectie van belang: hoe heb je je respondenten geselecteerd? Kies je voor een aselecte steekproef, of kies je voor doelgerichte selectie bij het houden van interviews? Hierbij is de terugkoppeling naar je onderzoeksvragen essentieel: sluiten jouw keuzes daarbij aan?
In feite beschrijf je in je methodenhoofdstuk de validiteit en betrouwbaarheid van je onderzoek. Betrouwbaarheid gaat over de mate waarin de meetresultaten representatief zijn voor de werkelijke waarden. Hiervoor is het van belang dat het meetinstrument (bijvoorbeeld de enquête) nauwkeurig en precies is. Een hoge betrouwbaarheid is een voorwaarde voor validiteit van het onderzoek: meet het gekozen meetinstrument wat er gemeten zou moeten worden?
Dit betekent dat je ook aandacht moet besteden aan de operationalisatie van je onderzoek. Door middel van operationalisatie maak je de koppeling tussen je theorie en het conceptueel model aan de ene kant en de uitvoering van je onderzoek aan de andere kant. Je beschrijft voor elke variabele in het conceptueel model hoe je daarvan de data gaat verzamelen. Daarbij zijn twee dingen van belang:

  • Verantwoording van je keuzes vanuit de literatuur: hoe maak je concepten meetbaar? Hoe is dat in andere onderzoeken gedaan? Beargumenteer op basis van de literatuur waarom je een construct op een bepaalde manier meetbaar maakt.
  • Welke gegevens heb je nodig om jouw hypothesen te kunnen toetsen? Je moet hierbij dus al vooruit kijken naar de analyse van je data: welke toetsen wil je uitvoeren en wat voor soort data heb je nodig?
In dit hoofdstuk ga je ook kort in op de beperkingen van de gekozen methoden. Je beschrijft ook de analyse die nodig is om resultaten uit je data te verkrijgen. Bij kwantitatieve methoden geef je een overzicht van de uit te voeren statistische toetsen en bij inhoudsanalyse geef je het analyseschema weer. Gebruik je een vragenlijst of enquête, neem die dan op in de bijlage en verwijs ernaar in je methodehoofdstuk.

Hier lees je meer over het kiezen van een methode.

Hier lees je meer over gangbare onderzoeksmethoden binnen SGPL.