Academische Vaardigheden Sociale Geografie en Planologie

Reflectieverslag

In de opleiding zijn er verschillende momenten waarop je gevraagd wordt om te reflecteren. We onderscheiden daarbij ‘reflectie op inhoud’ en ‘reflectie op proces’. Het schrijven van de discussie van een paper of je scriptie is een voorbeeld van ‘reflectie op inhoud’. Hierbij reflecteer je op de wijze waarop de conclusies tot stand zijn gekomen. Een ander type reflectie is die op ‘proces’. Aan het eind van een cursus, na het afronden van een groepsproject, of als afsluiting van een stage volgt regelmatig een reflectieverslag. Reflecteren houdt in dat je nagaat waarom je iets op een bepaalde manier doet, en je eigen handelen en gedrag daarbij. Het gaat daarbij niet zozeer om een evaluatie, in de zin van ‘goed’ of ‘niet goed’, maar vooral naar de betekenis van die ervaring voor jou, je eigen leermomenten daarbij en een blik naar de toekomst: wat betekent deze ervaring voor projecten die nog komen gaan? Een reflectieverslag schrijf je dan ook in de ‘ik’-vorm. 

In de opleiding worden verschillende instructies gegeven voor het reflectieverslag. Hieronder lichten we er twee uit.  

In de cursus Stage word je voorafgaand aan de stage getraind in het schrijven van een – diepgaande – reflectie op eigen handelen. Hierbij maken we gebruik van het STARR-model (Situatie, Taak, Aanpak, Resultaat en Reflectie) om (meer) betekenis te geven aan de ervaringen die je tijdens de stage opdoet. Door alle stappen van de STARR-Methode te volgen en per stap zo expliciet en concreet mogelijk te beschrijven wat er bij iedere stap voor jou gebeurde, wordt het voor iedereen helder wat jouw situatie was, wat jouw taak in de desbetreffende situatie was, hoe je deze taak hebt aangepakt, wat het resultaat was, en hoe je daar op terugkijkt (reflectie): wat maakt de situatie betekenisvol voor jou? De volgende vragen kunnen handvaten bieden voor het schrijven van het reflectieverslag:  

  • Beschrijf de Situatie: met wie, waar, wat, wanneer, hoe? 
  • Geef aan wat jouw Taak was in de situatie met je deed:  
  • Hoe heb je gehandeld om dat wat jij moest doen zo goed mogelijk uit te voeren (Aanpak)? Wat deed je? Waarom deed je dat? Hoe voelde jij je toen?  
  • Wat heeft jouw handelen je opgeleverd (Resultaat)? Wat vroeg dit van je? Wat neem je jezelf voor als je nog eens in een dergelijke situatie terecht komt? 
  • Zou je het een volgende keer weer zo doen (Reflectie)? Hoe kijk je op de situatie, je taak en actie? Hoe heb je de situatie ervaren? Wat doe je een volgende keer anders en waarom? Wat zou je aanraden aan iemand die in een dergelijke situatie terecht komt? 

Om de momenten van reflectie van meer diepgang te voorzien, leer je om situaties op verschillende niveaus van reflecties te uiten. Daarbij wordt er een onderscheid gemaakt tussen de volgende reflectieniveaus: 

  • Beschrijvend: Een duidelijke en concrete beschrijving van een situatie die gerelateerd is aan de (persoonlijke) ontwikkelpunten. 
  • Emotioneel: Een duidelijke en concrete beschrijving van wat je dacht en voelde in de beschreven situatie en waarom deze gevoelens naar voren kwamen; normen, waarden, overtuigingen – als wel zelfbeeld. Hoe kijk je terug op hoe je zelf hebt gehandeld? 
  • Leeropbrengst: Een duidelijke en concrete beschrijving van wat je uit de situatie in deze specifieke context hebt gehaald: wat heb je geleerd, wat zou je anders doen en waarom? Kijk hierbij ook terug op je zelfbeeld en andere mentale aspecten. 
  • Analytisch: Een duidelijke en concrete beschrijving van hoe de leeropbrengst in de stage relateert aan je studie én hoe deze toegepast kan worden in de bredere context van het professioneel en/of persoonlijke leven.  

Een ander model voor het schrijven van een reflectieverslag is het DEAL model (describe-examine-articulate learning) (Ash, 2009). Dit model bestaat uit drie stappen ter reflectie op een (leer)ervaring:  

  • Describe – beschrijven – Bij de eerste stap beschrijf je de situatie die je hebt meegemaakt zo concreet mogelijk. Doe dit vanuit een neutraal perspectief, alsof je het door een camera bekijkt. Wie maakte deel uit van de situatie? Wat werd besproken of besloten? Wie had de leiding? Hoe gedroeg jij je? 
  • Examine interpreteren/evalueren – Bij de tweede stap ga je erop in hoe jij de situatie beleefde: Was je tevreden over hoe het verliep? Waarom wel/niet? Welke rol heb je ingenomen t.o.v. de rol die je had willen innemen? In hoeverre heb je aan je leerdoelen gewerkt binnen deze situatie?  
  • Articulate Learning – formuleer leerpunten – Als derde stap kijk je naar toekomstige situaties. Wat heb je van deze situatie geleerd? Wat neem je mee van deze ervaring? Wat zal je de volgende keer anders doen? 

Ash, S. L., & Clayton, P. H. (2009). Generating, deepening, and documenting learning: The power of critical reflection in applied learning. Journal of Applied Learning in Higher Education, 1, 25-48.